Khadija (a), de eerste vrouw in de islam
In de naam van Allah, de meest Barmhartige, de meest Genadevolle,
Sayeda Khadija (a) werd volgens een aantal geboren in het jaar 565 na Christus. Zij groeide op en leefde in een ‘anti-vrouwen’-samenleving. Een samenleving die als volgt wordt geïllustreerd in de Koran (Hoofdstuk 16; Verzen 58 en 59):
“Wanneer één van hen bericht krijgt over (de geboorte van) een vrouw (kind), wordt zijn gezicht donker en wordt hij vervuld van innerlijk verdriet! Met schaamte verbergt hij zich voor zijn volk, vanwege het slechte nieuws dat hij heeft gehad! Zal hij het vasthouden aan (lijden en) minachting, of het in het stof begraven? Ah! Wat een kwaad (keuze) beslissen ze.”
De belangrijkste reden voor een Arabier om zijn dochter na haar geboorte te vermoorden was in die tijd de angst voor gevangenneming tijdens/na één van de oorlogen tussen de stammen wanneer zij zou opgroeien. Dit zou namelijk betekenen dat ze een slaaf van de vijand zou worden. Deze status als slaaf zou haar familie en stam ten schande brengen. Een andere reden voor moord was de angst voor armoede, oftewel de angst dat de dochter een economische last zou worden. Een kind dat ‘consumeert maar niks produceert’, aldus het pre-islamitische Arabië. De Islam veroordeelde dit in de Koran:
“Dood uw kinderen niet uit angst voor gebrek: wij zullen voor hen zorgen, evenals voor u. Voorwaar, het doden van hen is een grote zonde.”(Hoofdstuk 17; Vers 31)
Er waren ook Arabieren die hun dochters niet doodden, maar hun rechten ontzegden. Ze wilden niets aan hun dochters uitgeven, omdat de dochters, zodra ze getrouwd zouden zijn, naar de huizen van hun mannen zouden verhuizen.
Nu heb je een beeld van de tijd en omgeving waarin Sayeda Khadija (a) een groot internationaal familiebedrijf bestuurde. Wat zij heeft weten te bereiken, zou op dat moment opmerkelijk zijn in elk land, voor mensen van elke leeftijd en voor mensen van elk geslacht.
Echter zijn haar prestaties nog opmerkelijker wanneer men kijkt naar de ‘anti-vrouwen’-oriëntatie van de Arabische samenleving toentertijd. Dit is een bewijs van haar vermogen om haar lot te beheersen door de inzet van haar intelligentie, wilskracht en karakter. Met de winst die zij maakte, hielp zij de armen, de weduwen, de wezen, de zieken en de gehandicapten. Wanneer arme meisjes wilden trouwen, hielp zij daarbij en gaf ze een bruidsschat namens hun.
Reflecterend op haar verhaal realiseer ik mij dat ik in mijn leven nooit moet opgeven en dat ik het niet van mijn omgeving moet laten afhangen om iets te bereiken. Dat ik ondanks moeilijkheden alsnog goed kan presteren. Daarnaast sta ik stil bij het feit wat zij deed met de winst die zij boekte door haar harde werken. Zij deelde het met anderen. Anderen die het minder hadden.
Allah (swt) zegt hierover in de Koran (Hoofdstuk 9; Vers 99):
“Zij die geloven in Allah en het hiernamaals en hetgeen wat zij op de weg van God uitgeven zien zij als een middel om dichter bij Hem te komen en de zegeningen van de profeet te krijgen. Voorwaar, Zonder twijfel is dit een manier van (het creëren van) nabijheid voor hen. God zal hen in zijne genade opnemen; want God is barmhartig en genadig.”
Ik stelde mijzelf de volgende vragen:
- "Ben ik bereid om mijn medemens, ongeacht zijn behoefte, te helpen enkel voor Gods tevredenheid, ofdoe ik het ook deels om gezien te worden als een goed en gul persoon door mijn omgeving?"
- “Van wie zijn tevredenheid en waardering ben ik in behoefte? De Schepper of zijn schepping?”
- “Kan ik mijn nafs doden en goed doen, enkel met als niya (intentie) ‘dichterbij Allah (swt) te komen’ zoals mijn rolmodel, Sayeda Khadija (a)?”